woensdag 24 maart 2010

Master Class

Op de website stond dat de Master Class “open level” was. Dus ik dacht dat ik het allemaal wel aan zou kunnen. Op woensdag was ik naar een geweldige voorstelling geweest van Keigwin + Company, in het Joyce theater. Keigwin + Company is een modern dansgezelschap dat hedendaagse en provocatieve voorstellingen maakt. Hun “Caffeinated” barstte van de energie. Zeker als coffee addict wonende in New York, waar haast en koffie en drukke straten hand in hand gaan, kon ik me helemaal in Keigwin’s beeld van de moderne mens vinden.

Maar goed, op vrijdag zou een choreografe van het gezelschap dus een Master Class verzorgen. Toe aan wat beweging en benieuwd naar de filosofie achter het energieke dansen, meldde ik me op het laatste moment toch maar aan. Ik keek uit naar de spierpijn, al was het maar om alle spieren die momenteel niet zoveel te verduren krijgen weer eens goed te voelen.

En ik kreeg wat ik wilde. De twee uur durende les bleek allesbehalve “open level” te zijn. De deelnemende dansers waren stuk voor stuk jong, enorm fit en grotendeels op weg naar een eigen professionele carrière. Ik had al anderhalf jaar geen moderne les gehad. Natuurlijk herkende ik het vocabulaire van de moderne dans, en mijn lichaam deed dat ook – tot op zekere hoogte dan. Wat ik met de op hoog tempo ingestudeerde combinatie deed was dan wel lang niet zo sophisticated als wat de dansers ervan maakten, maar dat gaf eigenlijk niet zo. Ten eerste kon het me niet zoveel schelen wat zij, en de choreografe, van mij dachten – ik hoefde op niemand indruk te maken. Bovendien had ik me in tijden niet zo goed gevoeld als toen ik daarna in de stralende zon over Times Square strompelde, en merkte dat mijn tenen niet helemaal meer heel waren. Toegegeven, het niveau heeft me een beetje ontmoedigd om snel weer aan een dergelijke Master Class deel te nemen. Maar volgend jaar, of gewoon op mijn kamer, ga ik zeker weer dansen!

vrijdag 12 maart 2010

Ervaringen

We hadden om 10 uur, zondagochtend, afgesproken bij het Guggenheim. Een wat mij betreft verplicht onderdeel van mijn ouders’ verblijf in New York. Ook al had ik de tentoonstelling ‘Paris and the Avant-Garde’ zelf nog niet gezien, ik had ze een slingerende tocht door het bijzondere gebouw, langs kleurrijke werken in het vooruitzicht gesteld. Na binnenkomst bleken de muren leeg. Wit en leeg.

Ik dacht nog: Dat is stom, nu komen we precies op de dag dat ze van tentoonstelling aan het wisselen zijn. En: natuurlijk laten ze het museum dan open, het gebouw is immers interessant genoeg. Maar nee. Het stel wat op de grond in slow motion over elkaar heen kronkelde was daar niet spontaan gaan liggen. Toen na vijf meter langs de witte muren een enthousiast jongetje zich voorstelde, ons meetrok en vroeg ‘What is progress?’, bleek dat we vandaag zelf onderdeel van de ‘tentoongestelde’ kunst waren.

Meelopend met verschillende mensen, die plots achter pilaren verdwenen waarna de volgende klaarstond met opnieuw een vraag die tot spontane discussie en reflectie leidde, cirkelde ik naar boven. Me afvragend waar het nu eigenlijk allemaal om ging hier, las ik daarna pas de beschrijving van hetgeen gaande was. Tino Sehgal construeert situaties en gebruikt musea en soortgelijke locaties voor een actieve, in plaats van een meer passieve kunstbeleving. Eigenlijk wel bijzonder om hier zomaar ‘in te lopen’ en zonder voorkennis overrompeld te worden. En inderdaad: dit bezoek aan het Guggenheim was een totaal andere ervaring dan de eerdere.

En dat geldt eigenlijk een beetje voor de hele afgelopen week. Met mijn ouders deed ik de dingen waar ik nog niet eerder aan toegekomen was – naar Top of the Rock, naar een Broadway show, naar Brooklyn Heights. Maar ook sleepte ik ze mee naar plekken waar ik al een, twee, of drie keer was geweest. En toch was het totaal anders om met hen door Harlem te lopen, Nederlandse topstukken uit de collectie van het Met te bekijken, of te ontbijten in het “gratis refill en dikbelegde sandwich”-koffietentje waar ik graag mijn leeswerk doe. Nieuwe dingen vielen op en aan het einde van de dagen dat ik braaf op de Campus was blijven hangen, konden mijn ouders me vertellen wat ik eigenlijk toch ook nog wel moet zien en doen. Ik heb New York weer wat beter, en ook anders leren kennen. En ik heb ervan genoten.

donderdag 4 maart 2010

Discipline(s)

Ik vind het leuk om verbanden te leggen. Zo heb ik vaak genoeg geprobeerd uit te leggen dat mijn liefde voor dans en choreografie samenhangt met die voor in de bieb zitten en stukken schrijven. Noem de gemene deler “creativiteit” of “iets maken.” Of zoiets als: het vertellen van een verhaal, het maken van een uitgebalanceerd geheel, met een begin, een eind, en verschillende lijnen. Toegegeven, soms lijken door mij gelegde verbanden wat vergezocht, of vaag.

Ik word steeds beter in het vinden van goedkope tickets voor goede dansvoorstellingen. Wetende dat ik “iets” met dans blijf houden – en dat ik eigenlijk ook dit semester de balletlessen die op zondagochtend in het sportcentrum worden gegeven moet volgen – voel ik mij thuis tussen het danspubliek en is geen stuk me te klassiek, of te experimenteel. Wat Movement Research hier in New York doet bijvoorbeeld, valt volgens Time Out NYC dan misschien wel onder dans, maar heeft daar niet per se iets mee te maken. Taal, spel, en inderdaad “movement” in een veel bredere zin, spelen een prominente rol. Maar ook in andere voorstellingen valt de link met andere disciplines eenvoudig te leggen.

Een paar weken geleden danste het New York City Ballet naast twee choreografieën van Balanchine ook een fantastisch ballet gebaseerd op “The Lady with the Little Dog,” een verhaal van Anton Chekhov. Een zeer succesvol voorbeeld van hoe literatuur en choreografie – of in het geval van de Balanchine-stukken Stravinsky en de choreograaf – elkaar kunnen inspireren en interpreteren.

Valt deze multidisciplinariteit in de kunsten in verband te brengen met die op de universiteit? In mijn Public Law Workshop werd ik twee weken achtereen geconfronteerd met papers die niet zozeer met de rechtswetenschap, maar eerder met (empirische) politicologie te maken hebben. En twee keer was het belangrijkste punt in mijn respons-paper: waarom houdt het daar op? Of eigenlijk: prima, als je het bij tabellen en grafieken houdt die laten zien dat partisanship een rol speelt bij het stemmen voor of tegen een Supreme Court nominee. Maar zodra je als politicoloog harde claims maakt met betrekking tot de vraag hoe counter-majoritarian dit hof is, ben je toch verplicht je ook in de meer rechtswetenschappelijke traditie te begeven en te verantwoorden? Met andere woorden: over het mixen van recht met politicologie, economie of wat dan ook, ben ik lang niet altijd zo enthousiast als over “grensoverschrijdende” kunst. Waarschijnlijk een vergelijking die mank gaat, maar toch. Je begeven op andermans terrein en gebruik maken van wat men elders weet en heeft gedaan, kan een enorme toegevoegde waarde hebben. Maar daar waar een choreograaf niet zomaar wat met literatuur doet, moet ook een wetenschapper geen juridische termen gebruiken zonder deze te begrijpen en uit te leggen. Multidisciplinariteit, of hoe je het ook wilt noemen, lijkt een kunst op zich.

maandag 1 maart 2010

Sunny San Francisco

Een tijdje geleden kreeg ik van Fulbright het allesbehalve vervelende bericht dat ik voor een “Enrichment Seminar” vier dagen naar San Francisco werd gestuurd. Dit weekend was het zover. Twee uur voor het begon te sneeuwen en stormen in New York, vloog ik naar de West Coast. Een aantal uren later zat ik op een terras in de zon een fijn boek te lezen.

Het programma was vol we luisterden naar sprekers, hielpen een ochtend bij de San Francisco Food Bank en werkten in groepen aan projecten, alles in het kader van "Global Challenges, Local Solutions: Fostering Change through Social Entrepreneurship." De stad zag ik voornamelijk toen ik door mijn host naar haar huis werd gereden voor een diner aldaar, en toen we naar Pier 3 liepen voor een vreselijk burgerlijke maar vermakelijke "cruise."


Gelukkig was de zondagochtend voor vertrek vrij en helemaal voor mij. Omdat ik mijn New Yorkse ritme niet achter me had kunnen laten—het is daar drie uur later dan in San Francisco—kon ik zonder problemen om half zeven mijn bed uit. En toen kreeg ik het beste idee dat ik in tijden heb gehad: waarom niet een fiets huren en een paar uurtjes door de zonnige stad fietsen?

Het was fantastisch! Met mijn jas achterop en camera in de hand, heuvel op en heuvel af, de wind door mijn haren. Van China Town tot aan de Golden Gate Bridge. Mijn eerste echte fietstochtjenaast een paar koude kilometers in de polder begin januarisinds begin augustus. En zelfs met een beetje kleur op mijn gezicht als souvenir.